Naar buiten brengen

Boot naar buiten brengen
De stuurman geeft de commando's (in een boot zonder stuurman doet de boeg dit) en staat altijd aan de voorsteven van de boot om het overzicht te bewaren.
De roeiers dienen de commando's stipt op te volgen.

Het naar buiten brengen van een boot die op een kar staat
Wordt deze eerst naar het midden van het gangpad gereden, waarna de roeiers zich
aan weerszijden van de boot tegenover hun rigger opstellen, waarna de kar tot aan
het vlot gereden kan worden. Het commando is dan:
“tillen gelijk…..nu” de roeiers tillen de boot gelijk en lopen over het vlot tot aan het water.
De boot wordt eerst met de achtersteven, dus haaks op het vlot in het water geschoven.

Het naar buiten brengen van een boot die in de stelling ligt
"aan de boorden" de roeiers stellen zich bij de boot op, eventueel wordt de plaats door de stuurman aangewezen. De stuurman staat bij de boeg. Bij de zwaardere boten is het wenselijk dat een niet bemanningslid helpt bij het in- en uitbrengen van de boot.

indien de boot onder heuphoogte ligt:
"overpakken" een ieder pakt met één hand het dichtstbij zijnde boord en slaat de andere arm over de boot heen en pakt zo ook het andere boord vast.
"tillen gelijk..….nu” de boot wordt van de stelling gehaald en iedereen stapt met de boot naar het midden van het gangpad. Daarbij moet worden gelet op de huid en de dollen. De boot mag nooit over de stelling geschoven worden.
"bakboord (of stuurboord) onderdoor”
bij boten voor boordroeien dient een ieder tegenover zijn rigger te komen, bij boten
voor scullen om beurten aan het andere boord. De roeiers van één boord kruipen
achtereenvolgens onder de boot door. Iedereen pakt nu vervolgens het boord met  twee handen vast, en de boot kan naar buiten worden gedragen.

indien de de boot boven heuphoogte ligt:
dan grijpt iedere roeier met de ene hand het boord aan de gangzijde en onderlangs met de andere hand het andere boord.
"tillen gelijk..........nu" de boot wordt opgetild en voorzichtig naar het gangpad gebracht (niet schuiven).
De roeiers van één boord stappen mee, het andere boord duikt er onder door.
Wel blijven tillen, anders slaan de dollen in een onderliggende boot. Een ieder staat dus op zijn eigen plaats.
"in de handen" de boot kan de loods uitgedragen worden.

indien de boot erg hoog ligt:
dan geldt hetzelfde als hiervoor, maar dan wordt de boot in het gangpad hooggehouden. De boot kan op één schouder of in de handen naar buiten worden gedragen. Daarvoor gelden de volgende commando's:
“rechter (of linker) schouder……nu”
de boot die boven de hoofden is, wordt schuin op één schouder gedragen (de roeiers staan onder de boot, handen nog aan twee boorden, één arm gestrekt, de ander gebogen.
"op de schouders…nu” iedereen gaat tegenover zijn rigger staan en houdt de boot op schouder hoogte.
“in de handen…..nu” geeft aan dat de boot verder in de handen tussen de roeiers kan worden gedragen.

Bij de waterkant aangekomen
“draaien met de kiel naar Haven (of Stad)”
als de boot in de handen wordt gedragen met de kiel naar boven, dient de boot zodanig gedraaid te worden dat de kiel onder komt. De boot wordt gedraaid met de kielbalk naar Haven of Stad. De roeiers pakken de boot in de spanten.
Alleen boten met een glijstrip mogen over de rand van het vlot in het water geschoven worden. Boten zonder glijstrip mogen het vlot niet raken. De roeiers houden de boot recht op zijn kiel zodat de huid niet beschadigd wordt.
“boven de hoofden…....nu”
als de boot op de schouders wordt gedragen, wordt de boot boven de hoofden getild en alle roeiers zoeken een spant om de boot aan vast te houden (nooit aan diagonalen, lopers of voetenborden vasthouden). De roeiers staan zodanig dat de boegen het meest het voorschip en de slagen het meest het achterschip tillen


"voor de buiken..."
de boot, die wordt vastgehouden met één hand aan het spant en één hand op het dichtst bij de roeier komende boord, kantelt langzaam voor de buiken. Alle roeiers staan nu dus aan één kant, de landzijde van de boot, die met de kiel omlaag gedragen wordt.
"overslagen los"
elke roeier maakt, nog steeds met één hand aan het spant tillend, met zijn andere hand de overslag(en) van zijn eigen dol(len) los.
“tenen aan de rand….uitzetten…nu”
de roeiers gaan voorzichtig naar voren en zetten hun ene voet tot aan de rand van het vlot. De tenen mogen niet over steken, anders kunnen ze door de huid van de boot prikken. De boot wordt nu zachtjes door alle roeiers gelijktijdig rechtshandig in het water gezet. Met één hand in de boot aan een spant en één hand op het boord kan de boot zo recht worden gehouden dat de huid en het vinnetje nooit de rand van het vlot raken.

CWW Paginas Overzicht